Nu de Eerste Kamer uitsluitsel moet geven over het hervatten van de behandeling van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), worden we in de media weer heen en weer geslingerd met publicaties voor en tegen deze wet.
Het voor-kamp kan feitelijk niets toevoegen aan wat reeds bekend mag zijn.
Het tegen-kamp brengt ons zoals altijd weer bij de vraag “En … wat dan?”
Bij de argumentatie voor blijft een nog lastig verteerbaar punt dat deze wet er vooral moet komen om incidenten en (bijna) instortingen te voorkomen. Het is lastig verteerbaar omdat nagenoeg alle incidenten die worden aangehaald betrekking hebben op bouwwerken die buiten schot blijven.
In neem u even mee terug in de tijd. Het gaat voor een deel over de dynamiek. Het gaat ook voor een deel over lessen waar we nu nog steeds mee worstelen.
Laten we beginnen bij de periode dat VROM nog druk in de weer was met rapporten naar aanleiding van incidenten. In die periode, en dan hebben we het over eind 2000, hebben VROM en VNG een gezamenlijk actieprogramma vastgesteld om handhaving en bouwregelgeving te verbeteren. Dat was een soort bestuursakkoord waarbij is doorgeborduurd op de verplichting om per gemeente een beleidsplan voor beter toezicht op te stellen. Dat was niet zomaar, er was teveel willekeur en weinig lijn in de aanpak. In de jaren 2002 – 2006 is met de agenda bouwregelgeving meer gefocust op de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager op de technische kwaliteit met als doel dat daarmee het toezicht van gemeenten zou kunnen afnemen. In 2008 komt de Commissie Dekker met adviezen om daar ook echt stappen in te maken. U kent ongetwijfeld de woorden “Privaat wat kan, publiek wat moet …”, precies … dat is uit die tijd. In 2011 worden de adviezen Dekker in het regeerakkoord opgenomen. Minister Donner komt met zijn “Donnerslag bij heldere hemel”: de inzet op vernieuwing van bouwregelgeving en de uitvoering van de adviezen Dekker. In 2013 gaat minister Blok met zijn plannen naar de Tweede Kamer. In woorden van Blok: “De bouw is ingewikkeld geworden, dit vraagt om specialisten. Gemeenten zijn niet langer in staat hier in te voorzien …”. Blok kon toen niet bevroeden dat gemeenten er bij nader inzien, anno 2018 – 2019 toch weer meer van moeten zijn … maar dan anders, om deze wet er door te krijgen.
In 2016 hebben we een voorstel van wet. Op dat moment is er ook de verwijzing naar de Omgevingswet van 2016. Dat was geen toeval. De Omgevingswet moet versnipperde regelgeving samenvoegen, plannen en vergunningen bundelen en procedures versnellen. Die samenloop en gelijktijdige (beoogde) invoering in 2021 is dan ook logisch.
In 2017 wordt het weer spannend. Met de nodige aanpassingen wordt de wet door de Tweede Kamer geloodst. Op 4 juli 2017 mag de Eerste Kamer er iets van vinden. Een week later, 11 juli om precies te zijn, is stemming echter aangehouden. Het is allemaal nog niet goed genoeg en er is twijfel … worden knelpunten met lagere regelgeving wel opgelost?
Bijna een jaar verder, op 29 juni 2018, heeft minister Ollongren de Eerste Kamer verzocht de behandeling toch maar weer te hervatten. Er wordt iets losgelaten over een akkoord met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Met dit akkoord moet de Eerste Kamer worden overtuigd dat het allemaal goed gaat komen. Een paar dagen later laat de VNG weten dat de minister een beetje voorbarig is geweest … er is nog geen akkoord dus is het niet handig daar een voorschot op nemen. Het was natuurlijk enkel even de piketpaaltjes zetten.
In een Kamerbrief naar aanleiding van het OvV-rapport Eindhoven Airport, het is dan eind oktober 2018, maakt de minister duidelijk dat bouw- en woningtoezicht stevig in het zadel blijft en helemaal niet op een zijspoor wordt gezet.
Begin december 2018 hebben we een debat in de Tweede Kamer over de wet. Best raar in deze fase, want de Tweede Kamer was er immers al klaar mee … maar goed. Dit debat heeft naar mijn mening geen nieuwe inzichten opgeleverd buiten dat helder door de minister is uitgesproken dat de wet niet wordt aangepast en niets doen geen optie is. Een doorkijk lagere regelgeving was weinig concreet. Op 17 januari 2019 komt dan eindelijk het langverwachte bestuursakkoord met VNG. Met dit in handen gaat de minister wederom met een verzoek voor hervatting van de behandeling naar de Eerste Kamer.
Het brengt ons naar 22 januari 2019. Omdat een fractie overleg nog niet had afgerond is behandeling verzet naar 29 januari 2019.
Als we het afpellen is er van de aanhouding in juli 2017 tot heden, buiten dat er nu een bestuursakkoord ligt, met deze wet niets veranderd. Voorbereidingen vereist voor de stelselwijziging, die ook de minister zo graag wil, liggen al anderhalf jaar helemaal stil. Ook nu gebeurt er maar even helemaal niets.
Het bestuursakkoord met de VNG moet dé oplossing zijn voor het vlottrekken. Iets anders is er niet, althans iets ander wil de minister niet.
Objectief gezien heeft het bestuursakkoord met de VNG waarde als afspraken in lagere regelgeving worden verankerd, iets wat bindend en meetbaar is, waar je elkaar ook echt aan kunt houden.
Kijken we naar de oude afspraken die VROM indertijd met de VNG heeft gemaakt dan is de evaluatie Deregulering Bouwregelgeving uit 2009 illustratief. Het geeft naar mijn mening aan dat het best lastig is om gemeenten, ondanks alle goede wil, voldoende op één lijn te krijgen. Gemeenten bepalen in belangrijke mate zelf hoe er invulling wordt gegeven aan toezicht en handhaving en dat blijft ook zo, ook met het bestuursakkoord van 17 januari 2019. De VNG kan een en ander niet zomaar strak gaan organiseren en ook de Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland, met 210 van de in totaal 355 gemeenten, niet. Daar heb je bindende regels voor nodig.
Met het doorlopen van een deel geschiedenis moet helder zijn dat het Rijk en gemeenten zich meer en meer hebben teruggetrokken wat bepalend is geweest voor de huidige staat van het bouw- en woningtoezicht. Dat gaat over capaciteit, maar vooral ook over de werkwijze.
Dat huidige bouw- en woningtoezicht is nu echter wel de sleutel voor het vertrouwen in deze wet.
De Wkb is het uitgepolderde resultaat van compromissen. Het kan een start zijn om iets aan bouwkwaliteit te gaan verbeteren … zeker. Het is in ieder geval niet het middel om grip te krijgen op bouwactiviteiten waar incidenten die de krantenkoppen halen, over gaan. Misschien gaan we daar over vijf jaar naar kijken, aldus Ollongren en VNG.
Volgens mij heeft het allemaal niet echt meer met logica en gezond verstand te maken anders zouden we ons uiteraard als de wiedeweerga op de risicovolle bouwwerken richten.
Het is nu vooral een politieke kwestie geworden met de wet als doel op zich.
Het mag de stemming niet drukken. Zo gaat het.
We blijven ons inzetten voor het best haalbare.
Pieter Plass